Niederländisch Deutsch (hat) sich entwickelt

Deutsch	Niederländisch	Kategorie	Typ
▶Konjugieren haben (hat) gehabt	hebben (hat) gehad		Verb
sich ergeben irreg. sich ergeben ergab sich (hat) sich ergeben	zich overgeven		Verb
sich unterwerfen irreg. sich unterwerfen unterwarf sich (hat) sich unterworfen	zich overgeven		Verb
sich wiederholen wiederholte sich (hat) sich wiederholt	in herhalingen vervallen		Verb
Rekruten ausheben irreg. Rekruten ausheben hob Rekruten aus (hat) Rekruten ausgehoben	rekruten oproepen riep rekruten op (hat) rekruten oproepen	militMilitär	Verb
Feingefühl entwickeln entwickelte Feingefühl (hat) Feingefühl entwickelt	fijngevoel ontwikkelen ontwikkelde fijngevoel (had) fijngevoel ontwikkeld		Verb
Stilgefühl entwickeln entwickelte Stilgefühl (hat) Stilgefühl entwickelt	stijlgevoel ontwikkelen stilgevoel ontwikkelen ontwikkelde stijlgevoel (had) stijlgevoel ontwikkeld		Verb
▶ ▶ sich	zich
kapitulieren kapitulierte (hat) kapituliert	zich overgeven		Verb
haben, besitzen hatte, besitzte (hat) gehabt, besessen (besitzt)	hebben heben (hat) gehad		Verb
jemanden etwas zur Verfügung stellen ... stellen stellte ... (hat) ... gestellt	iem iets beschikbaar stellen (hat) gesteld		Verb
sich umdrehen	zich omdraaien
zich omdraaien	sich umdrehen
sich bemühen	zich moeite geven
sich verhören	verkeerd horen
zeigen sich	blijkt
sich zuwenden	uitgaan naar
sich ansehen	kijken naar
sich vertiefen	zich verdiepen
▶ sich vorstellen	jezelf voorstellen
sich weigern	weigeren
zeigt sich	blijkt
zeigten sich	bleek
zeigte sich	bleek
sich beschreiben	zich beschrijven
küssen (sich)	zoenen
vertragen, sich vertragen	verdragen, uithouden
sich trauen	durven
sich befinden	zich bevinden
sich abarbeiten	zich afsloven
sich ablagern	zich afzetten
▶ sich vorstellen	zich voorstellen
sich beherrschen	zich beheersen
sich beeilen	zich haasten
sich unterscheiden	zich onderscheiden
irrt sich	vergist zich
nicht sprechen können irreg. übertragen nicht sprechen können konnte nicht sprechen (hat) nicht sprechen können	spraak missen		Verb
Abneigung hat	de pest in heeft
sie hat	zij heeft
Antwort f	hat antwoort		Substantiv
er hat	hij heeft
etw. auf Papier bringen irreg. etw. auf Papier bringen brachte etw. auf Papier (hat) etw. auf Papier gebracht	iets op de papier stellen (hat) iets op de paier gesteld		Verb
er hat etwas freundliches an sich	hij heeft iets vriendelijks over zich
sich entwickeln reflexiv entwickelte sich (hat) sich entwickelt ontwikkelen: I. sich entwickeln, sich bilden, sich ausbilden, sich heranbilden, erzeugen, sich entfalten, sich abbilden; heranwachsen, heranreifen;	zich ontwikkelen ontwikkelde zich (had) zich ontwikkeld		Verb
sich freuen auf	zich verheugen op
sich dafür interessieren	ervoor voelen
sich rächen an	zich wreken op
sich kümmern um	zich moeite geven voor
sich schützen vor	zich beschermen tegen
er wäscht sich	hij wast zich
sich freuen über	zich verheugen over
hat gestern geheiratet	is gisteren getrouwd
sich interessieren für	belangstellen in
sich wenden an	zich wenden tot
hat es geregnet	heeft het geregend
Anstalten machen machte Anstalten (hat) Anstalten gemacht	aanstalten maken maakte aanstalten (had) anstalten gemaakt		Verb
Bedingungen stellen stellte Bedingungen (hat) Bedingungen gestellt	voorwaarden stellen (had) voorwaarden gesteld		Verb
Forderungen stellen stellte Forderungen (hat) Forderungen gestellt	eisen stellen eisen stellen		Verb
Geschichte schreiben schrieb Geschichte (hat) Geschichte geschrieben	geschiedenis maken maakte geschiedenis (had) geschiedenis gemaakt		Verb