Niederländisch Duits passte an

Deutsch	Niederländisch	Kategorie	Typ
▶ ▶ ▶ an	aan		Adverb
verweisen an	verwijzen naar
gewöhnen an	wennen aan
brach an	brak aan
zeigten an	adverteerde
zeigtest an	adverteerde
zeigtet an	adverteerden
zeigt an	adverteert
zeigte an	adverteerde
zeigst an	adverteert
an Bord	aan boord
an uns	aan ons
sich rächen an	zich wreken op
an seiner Stelle	in zijn plaats
sich lehnen an	leunen tegen
an der Ecke	op de hoek
an einer Universität	aan een universiteit
sich wenden an	zich wenden tot
bei, an, zu	bij
an Gewicht zunehmen	in gewicht toenemen
Anteil nehmen an	belang stellen in
an diesem Tage	op deze dag
an etwas herangehen	aanpakken
an die Front gehen	naar het front gaan
Was hat er an?	wat heeft hij aan?
an Ort und Stelle	ter plaatse
von diesem Augenblick an	van dit ogenblik af
sein Herz hängen an	zich hechten aan
an der Reihe sein	aan de beurt zijn
an die tausend Bücher	bij de duizend boeken
was hat er an	wat heeft hij aan
an der Tür stehen	bij de deur staan
an Körper und Seele	naar lichaam en ziel
Ich rufe Sie an wegen	Ik bel u over
etwas an die Tafel schreiben	iets op het bord schrijven
eine schriftliche (An)frage stellen	een schriftelijke vraag stellen
Das geht sie nichts an.	Dat gaat u niets aan.
Wer ist an der Reihe	Wie is aan de beurt
er hat etwas freundliches an sich	hij heeft iets vriendelijks over zich
an etwas appelieren; etwas in Anspruch nehmen	een beroep doen op
mit ihm ist nicht viel los	je hebt niet veel an hem
Ich habe es niemand erzählt	Ik heb het an niemand verteld
wenn ich an seiner Stelle wäre	als ik hem was
Worte, an deren Wahrheit ich zweifle	Woorden, aan de waarheid waarvan ik twijfel
wenn ich an deiner Stelle wäre	als ik jou was
Meine Jacke hängt an der Garderobe.	Mijn jas hangt aan de kapstok.
warten, bis man an der Reihe ist	op zijn beurt wachten
etwas / jemanden an die Stelle setzen von ... setzen setzte ... (hat) gesetzt	iets / iem in de plaats stellen van iets / iem in de plaats stellen van		Verb
anpassen passte an (hat) angepasst conformeren {Verb}: I. konformieren / anpassen, einfügen, übereinstimmend machen; II. {evangelische Religion} konformieren / einfügen, in Übereinstimmung bringen (der katholischen Kirche wieder hinzufügen)	conformeren		Verb
sich anschicken reflexiv schickte sich an (hat) sich angeschickt aanstalten maken: I. Anstalten machen, sich anschicken;	aanstalten maken maakte aanstalten (had) aanstalten gemaakt		Verb
Nicole trug an jedem Finger einen goldenen Ring.	Nicole droeg aan elke vinger een gouden ring.
Ich habe das Geld an sie (ihnen) zurückgegeben.	Ik heb het geld aan hen teruggegeven.
anpassen passte an (hat) angepasst configureren {Verb}: I. {allg.} konfigurieren / gestalten; II. {EDV} konfigurieren / einen Computer für eine konkrete Aufgabenstellung oder Problemlösung einrichten; III. {Fachsprache} konfigurieren / verformen;	configureren		Verb
An Silvester sind bei uns meistens alle Kneipen geöffnet.	Op oudejaarsavond zijn bij ons meestal alle kroegen geopend.
Hierbei hätte ich noch eine kleine Bitte an Dich: ...	Hier heb ik een klein verzoek aan je: ...
Stellen Sie sich außerdem vor, nie mehr an Tankstellen anhalten oder sich um die nächste vorgeschriebene Wartung sorgen zu müssen.www.zeromotorcycles.com	En die ene droom eindelijk verwezenlijkt: nooit meer hoeven stoppen bij een benzinestation of je druk maken over periodiek onderhoud.www.zeromotorcycles.com
Ich werde völlig verrückt von dem Lärm an meinem Kopf.	Ik word helemaal gek van dat lawaai aan mijn hoofd.
Mit einem 1923 nahe Bad Waldsee gegründeten Handwerksbetrieb fing alles an.www.hymer.com	Met een in 1923 in de buurt van Bad Waldsee opgericht ambachtelijk bedrijf is het allemaal begonnen.www.hymer.com
Wenn du das Netzt triffst, bin ich wieder an der Reihe.	Als je het net raakt, ben ik aan de beurt.